Grondslagen
Algemene grondslagen
De P&C producten zijn opgesteld met inachtneming van de voorschriften van het Besluit begroting en
verantwoording provincies en gemeenten (BBV) en de financiële verordening zoals door Provinciale Staten is vastgesteld.
Basis voor de ramingen in de Kadernota 2022
De Kadernota 2023 bestaat uit de jaarschijven 2023 tot en met 2026 en is een nadere uitwerking van de meerjarige effecten van de Voorjaarsnota 2022
Algemene dekkingsmiddelen
Algemene dekkingsmiddelen zijn inkomsten voor de provincie waarvoor geen bestedingsdoel is bepaald en zijn daarmee vrij besteedbaar (in tegenstelling tot de specifieke dekkingsmiddelen). De algemene dekkingsmiddelen bestaan uit:
Lokale heffingen
De opbrengst van de Lokale heffingen bestaan vrijwel volledig uit inkomsten voor de opcenten motorrijtuigenbelasting.
Provinciefonds
De raming van de inkomsten uit het provinciefonds zijn gebaseerd op de Septembercirculaire 2021. Het provinciefonds is via het zogeheten accres gekoppeld aan de ontwikkeling van de rijksuitgaven.
Dividenduitkering
De provincie ontvangt dividend vanuit de deelnemingen waarin zij een aandeel heeft. De hoogte van de dividenduitkering wordt gebaseerd op berichtgeving vanuit de deelnemingen.
Algemene uitkering en decentralisatie-uitkeringen van het provinciefonds
De raming van de algemene uitkering is gebaseerd op de Septembercirculaire 2021 zoals verwerkt in de Begroting 2021.
Naast de algemene uitkering bestaat het provinciefonds uit zogenaamde decentralisatie-uitkeringen. Deze zijn bedoeld voor een specifiek doel en volgen niet de normale verdeelsystematiek van het provinciefonds.
De ontwikkelingen van de algemene uitkering worden altijd voor T+5 jaren gegeven. Dit wordt ook zo verwerkt in de begroting. Deze T+5 jaren is ook de grens die wordt gehanteerd om de stelpost indexatie te vullen omdat er anders sprake zou zijn van een disbalans tussen de ontwikkeling van de baten en lasten. Dit geldt ook voor de ontwikkeling van de motorrijtuigenbelasting.
Indexatie
Op dit moment wordt het indexatiebeleid herzien voor zowel exploitatie en investeringen. Het concept beleidsvoorstel zal nog worden besproken met Provinciale Staten. Het onderwerp indexatiebeleid kan als onderdeel gezien worden van de lid GS brief financiële verordening ter bespreking in Commissie voor Onderzoek van de Rekening die op 15 september 2021 is besproken in de COR.
Voor begrotingsjaar 2023 tot en met 2027 zijn de te hanteren percentages nog niet vastgesteld, dit gebeurt bij de begroting 2023. De bedragen op de stelpost zijn nog gebaseerd op de percentages zoals bij de begroting 2022 vastgesteld.
Welke indexen waarvoor en welke bron | Bron | |
---|---|---|
Landelijke Bijdrage-Index (LBI) Prognose percentage voor T+1 wordt ook gebruikt voor de resterende jaren. | Openbaar vervoer | DOVA |
42/43: Grond-, weg- en waterbouw (GWW) Voorbeeld: Voor de kadernota 2023 wordt het gemiddelde berekend over verschil tussen januari 2019 en januari 2022. Prognose percentage voor T+1 wordt ook gebruikt voor de resterende jaren | Exploitatie Investeringen | CBS |
Prijs overheidsconsumptie: beloning werknemers (PO:bw) Verzamelde bijlagen met lange reeksen t/m T + 4 (MLT) waarbij het percentage voor het 4de jaar ook wordt gebruikt voor het 5de jaar | Loonontwikkeling formatie incl. pensioenpremies | CPB |
Nationale consumentenprijsindex (CPI) Verzamelde bijlagen met lange reeksen t/m T + 4 (MLT) waarbij het percentage voor het 4de jaar ook wordt gebruikt voor het 5de jaar | Opcenten motorrijtuigen belasting (baten) | CPB |
Gewogen index van 1/3 (CPI) en 2/3 (PO:bw) Verzamelde bijlagen met lange reeksen t/m T + 4 (MLT) waarbij het percentage voor het 4de jaar ook wordt gebruikt voor het 5de jaar | Subsidies | CPB |
Prijs overheidsconsumptie, netto materieel (imoc) Verzamelde bijlagen met lange reeksen t/m T + 4 (MLT) waarbij het percentage voor het 4de jaar ook wordt gebruikt voor het 5de jaar | Resterende budgetten incl. ICT | CPB |
Indexen kunnen voorspellend zijn of op basis van definitieve cijfers. Het CPB maakt ramingen van indexcijfers naar de toekomst (prospectief) daarentegen publiceert het CBS indexcijfers op basis van definitieve cijfers (realisatie, retrospectief). Voor de GWW index die door het CBS wordt gepubliceerd is er daarom geen raming beschikbaar en gaan we uit van een gemiddelde over de afgelopen 3 jaar. Dus bij het opstellen van de Begroting 2023 die tijdens het zomerreces wordt gemaakt en 15 november 2022 wordt vastgesteld wordt het gemiddelde over de periode januari 2019 tot en met januari 2022 gebruikt. Bij een trendmatige ontwikkeling leidt dit niet tot grote afwijkingen, bij niet trendmatige afwijkingen wel.
Kapitaallasten
De kapitaallasten bestaan uit rente en afschrijvingslasten. Bij dit onderdeel wordt daar nader op ingegaan.
Rente
De rente bestaat uit rente van reeds afgesloten leningen (rente is zeker) en nog niet afgesloten leningen (rente is onzeker). Naast de reeds afgesloten en gestorte leningen heeft Zuid-Holland in 2020 voor € 300 mln aan toekomstige leningen afgesloten die werden/worden gestort in de jaren 2021, 2022 en 2023. Ook de rentelasten van deze leningen staan meerjarig vast.
Op basis van de begrote uitgaven en inkomsten uit deze begroting kan worden bepaald hoeveel geld er de komende jaren extra geleend moet worden bovenop de bestaande leningenportefeuille.
Op basis van deze cijfers en een inschatting van de dan geldende rentetarieven wordt een berekening gemaakt van de toekomstige, nieuwe rentekosten.
De onzekerheid van deze rentepost is groot vanwege 2 aspecten: Ervaring uit de afgelopen jaren leert dat de kans groot is dat de budgetten en investeringen in de meerjarenbegroting te positief worden geraamd en dat de benodigde leningen in die jaren in werkelijkheid ook lager zullen uitvallen.
Daarnaast is het zeer lastig om een juiste inschatting te geven van de toekomstige rentetarieven.
De omvang van het bedrag aan rentekosten dat aan vaste activa wordt toegerekend, wordt bepaald door middel van een zogenoemde omslagrente. De grondslag van toerekening is de boekwaarde van de vaste activa op 1 januari van het boekjaar en de te verwachten rentekosten. Dit leidt tot een omslagrentepercentage van 0,85% in 2022.
Afschrijvingslasten
Het jaar nadat de activatie heeft plaats gevonden wordt begonnen met de afschrijvingstermijnen zie de Financiële verordening provincie Zuid-Holland 2021 artikel 4.15 afschrijvingstermijnen
Motorrijtuigenbelasting
De opbrengsten van de opcenten wordt bepaald door het tarief maal de grondslag (de hoofdsom van de MRB). De hoofdsom van de MRB wordt beïnvloed door autonome ontwikkelingen zoals bevolkingsgroei en mate van autobezit, maar ook door wettelijke maatregelen zoals vrijstellingen.
Opcententarief
Het opcententarief wordt door Provinciale Staten vastgesteld. Het tarief mag het wettelijk maximum, dat het ministerie van Financiën vaststelt, niet overschrijden. Dit maximum is voor het jaar 2022 vastgesteld op 118,4. In deze kadernota wordt het tarief van de opcenten geïndexeerd met de CPI index ten opzichte van de huidige 91,8 opcenten. Het tarief stijgt van 91,8 opcenten in 2022 tot 98,7 opcenten in 2025.
Hoofdsom van de MRB (Ontwikkeling wagenpark)
De afgelopen jaren is het geregistreerde autobezit in Zuid-Holland gestegen, maar diverse ontwikkelingen kunnen deze trend beïnvloeden. Het gaat hierbij om de ontwikkeling van leasecontracten, de vrijstellingen op basis van het klimaatakkoord en de eventuele gevolgen van de coronacrisis. Voor de berekening 2023 dient de laatste opgave van het aantal geregistreerde voertuigen in Zuid-Holland door de Belastingdienst als basis. Vanwege de vrijstelling op de motorrijtuigenbelasting voor elektrische auto’s en het stijgende aandeel van deze voertuigen in het Zuid-Hollandse wagenpark wordt het volume constant gehouden tot en met het jaar 2024.
In de jaren na 2025 zijn de begrote opbrengsten van de opcenten op de MRB constant gehouden. Reden hiervoor is de discussie rond het provinciaal belastinggebied en het advies wat de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) heeft gegeven over de derving van de opcenten door de vrijstelling van elektrische auto’s. Uitgangspunt voor de Raad is dat zonder nadrukkelijke politiek-bestuurlijke weging het in de rede ligt dat het Rijk de provincies compenseert voor de gederfde inkomsten.
Reserves
De stortingen en onttrekkingen aan de reserves dienen gebaseerd te zijn op de begrote stortingen en onttrekkingen. In de Financiële verordening 2021 is in artikel 4.8 geregeld dat Provinciale Staten jaarlijks in de kadernota bestemmingsreserves kunnen aanwijzen waarop mutaties per ultimo jaar kunnen plaatsvinden afhankelijk van de realisatie van lasten en baten voor het bijbehorende onderwerp. Bij Kadernota 2022-2025 zijn conform artikel 4.8 de volgende reserves aangewezen: Groene ambities, Beheerplan Natura 2000 en PAS, UPG 40, Ontwikkelopgave natuur, Natuurnetwerk Nederland, IODS, Bereikbaarheid, Mobiliteit, Egalisatiereserve beheer en onderhoud, Nazorg stortplaatsen.
Subsidies
Lastneming subsidies. De Commissie BBV heeft op 15 mei 2020 nadere richting gegeven aan de notitie ‘Verantwoording van subsidies’ uit januari 2019 over lastneming van subsidies. Kern is dat Provinciale Staten een grensbedrag mogen stellen voor meerjarige subsidies. Voor meerjarige subsidies onder de grens moeten de lasten in één keer genomen worden in het jaar waarin de subsidieactiviteiten starten. Voor subsidies boven de grens dienen (zoals bij de provincie Zuid Holland tot nu toe voor alle subsidies > € 25.000 gebruikelijk) de lasten toebedeeld te worden aan de jaren waarop zij, naar verwachting, betrekking hebben. Voor de lasten boven de grens gelden zwaardere administratieve eisen. Doel van de BBV-aanpassing en het grensbedrag is om naar meer uniforme verantwoording te komen tussen provincies en gemeenten, de administratieve lasten te beperken en beter aan te sluiten bij het baten- en lastenstelsel (dat laatste was bij de provincie Zuid Holland al het geval). Provinciale Staten heeft bij Voorjaarsnota 2021 besloten om vanaf 1-1-2021 een grensbedrag van € 250.000 te hanteren voor meerjarige subsidies. Bij dit grensbedrag worden de administratieve lasten niet significant verhoogd terwijl het baten- en lastenstelsel voldoende wordt gevolgd. Gevolg van bovenstaande wijziging en het nieuwe grensbedrag is dat, zodra daar zicht op is, budgetten die nu in de toekomstige jaren geprognosticeerd zijn om subsidielasten mee te dekken naar voren worden gehaald. De wijziging heeft dus geen impact op de mogelijkheid om subsidies te verstrekken maar alleen op het moment dat de lasten genomen worden.