Overzicht kennisonderzoek
Ontwikkeling strategische kennis voor beleid
Programmering van strategische kennis
De provincie Zuid-Holland doet elk jaar strategisch onderzoek naar verschillende thema’s. Onder strategische kennis verstaan we lange termijn en sectoroverstijgende kennis, die nodig is om complexe maatschappelijke opgaven op te pakken en/of nieuwe thema’s te signaleren. Belangrijke drijfveer daarbij zijn transities. Maatschappelijke, economische, technische en ecologische transities zijn of kunnen elkaar in toenemende mate beïnvloeden, versterken of dwarszitten. Onderzoek kan helpen tijdig te onderkennen waar de dwarsverbanden zitten en aangeven hoe daarmee om te gaan. Zo mogelijk worden daarbij waardevolle nieuwe perspectieven ontdekt. Met die kennis kunnen we de uitvoerbaarheid en de impact van onze ambities vergroten. In de volgende paragraaf wordt dit geïllustreerd met voorbeelden.
Strategische kennis is volop beschikbaar in allerlei vormen, vaak rapporten van kennisinstellingen, adviesbureaus, NGO’s of (inter)gouvernementele organisaties. De provincie Zuid-Holland richt zich op aanvullend strategisch onderzoek dat specifiek op onze provincie is gericht. Circa 80% van deze strategische onderzoeken en verkenningen is direct bedoeld voor de uitvoering van Zuid-Hollands beleid. De overige 20% is gericht op signaleren en agenderen van nieuwe thema’s
Noties uit vijf jaar strategische kennisontwikkeling
In de afgelopen vijf jaar is de ontwikkeling van strategische kennis voor Zuid-Holland structureel georganiseerd via de ToekomstAgenda, de agenda voor strategische onderzoeken. Sinds 2021 maakt dit project deel uit van het programma Kennis Zuid-Holland, dat valt onder Beleidsdoel 1-2. Een overzicht van de opgeleverde studies en resultaten is hier te vinden.
In de afgelopen vijf jaar zijn zo’n 80 strategische onderzoeken en verkenningen verricht, die voor alle ambities van de provincie nieuwe kennis en signalen hebben opgeleverd. Die resultaten van alle strategische onderzoeken worden als input gebruikt bij beleidsverkenningen en beleidsbijstellingen. In het genoemde overzicht wordt daar per onderzoek op ingegaan.
Enkele onderzoeken hebben noties meegebracht, die bijzonder vermeldenswaard zijn in deze Kadernota. Voor de daartoe gemaakte selectie zijn de volgende criteria gebruikt: de betreffende onderzoeken verbinden meerdere transities; ze bieden op het onderzoeksthema ruimtelijke toekomstbeelden, scenario’s en handelingsperspectieven; die concrete resultaten hebben tot nu toe niet, of veel minder dan die van andere strategische onderzoeken, in beleid doorgewerkt. Dit laatste komt mede doordat ze nieuwe thema’s hebben opgepakt die niet altijd binnen bestaande beleidskaders een plaats hebben. De betreffende noties, afkomstig uit vier toekomstonderzoeken, zijn de volgende:
1. De impact van technologieën die zich exponentieel ontwikkelen, wordt in het begin vaak onderschat. De toekomst en daarbij horende werkwijze van de provincie hangt sterk af van de ontwikkeling van platforms. Er zijn technische platforms (besturingssystemen, technische standaarden), economische en financiële platforms (nieuwe modellen van handel en financiering) en sociale platforms (user communities).
De ontwikkeling van deze platforms kan verschillende kanten op gaan. De gevolgen voor de toekomst is verkend aan de hand van vier scenario’s rond die ontwikkeling.
- De trend is er een van mondialisering en open platforms (het scenario grenze(n)loze wereld’). Dit is het meest disruptieve scenario, ook voor het ruimtelijk domein: fysieke clusters komen en gaan en bedrijven werken in steeds veranderende netwerken samen rondom nieuwe technologieën.
- Maar er kunnen ook trendbreuken optreden. Platforms kunnen mondialiseren en tegelijk meer gesloten worden. Dan ontstaat een ‘conglomeratenwereld’ van informatieschaarste en -monopolies.
- Omgekeerd zouden platforms kunnen lokaliseren en opener worden. Dan ontstaat een bottom-up’ wereld van lokale kringlopen en gemeenschappen die informatie mondiaal delen.
- Bij lokalisering én geslotener worden van platforms ontstaat een ‘eilandenwereld’, die lijkt op die van lang geleden. Daarbij zien we versnippering, leegloop van grote economische clusters, grote diversiteit en ongelijkheid tussen regio’s, terugkeer van de maakindustrie dichtbij wonen en retail en een kleinschaliger en fijnmaziger wordende infrastructuur.
De richting waarin platforms zich ontwikkelen heeft ook gevolgen voor de werkwijze van de provincie. Als platforms meer open worden, wordt informatie steeds meer en sneller gedeeld en dat zet druk op het traditionele, lineaire proces van zorgvuldige fasen van beleidsvoorbereiding en besluitvorming. Als platforms meer gesloten worden, zal elk stukje informatie dat de provincie van burgers en bedrijven vraagt tot kritische vragen en weerstand leiden. Als platforms mondialiseren, is de vraag hoeveel grip de provincie nog kan hebben. Als platforms meer lokaal georiënteerd worden, kan dat de rol van de provincie versterken.
Deze noties brengen de volgende aandachtspunten voor provinciaal beleid met zich mee:
- Nieuwe technologieën stellen bedrijven voor een transformatie-opgave, niet alleen in fysieke en technologische sectoren, maar ook in handel (inclusief retail), logistiek, technische, zakelijke en financiële dienstverlening.
- De huidige opgaven in het beleid met betrekking tot bijvoorbeeld leegstand in de traditionele retail en de concurrentiedruk op industriële complexen worden door nieuwe technologie versterkt.
- In het landelijk gebied is digitale infrastructuur nodig om te voorkomen dat nieuwe technologie zoals het ‘internet-of-things’ economische achterstanden versterkt.
2. Ruimtelijke planning was traditioneel sectorale ruimtevragen afwegen en faciliteren (wonen, werken, recreatie enzovoorts). Daar komt nu steeds meer het verbinden van transities bij. Grootschalige transities, zoals de versnellende urbanisatie, de overgang naar een meer digitale en circulaire economie, de energietransitie en klimaatverandering kun je niet afzonderlijk benaderen. Ze hebben allemaal gevolgen voor de inrichting van de leefomgeving en dat vraagt om een gedeeld ruimtelijk en maatschappelijk beeld over de wenselijke ontwikkelingsrichting, dat ook handelingsperspectief biedt. In dat kader start een proces rondom Ruimtelijke keuzes, met als doel rond de zomer van 2023 de puzzel te leggen.
Kansen om transities ruimtelijk te verbinden zijn bijvoorbeeld de volgende.
- Open ruimte in en rond de stad wordt de maakbare ruimte om de stad te koelen en de waterhuishouding te regelen en de beleefbaarheid te vergroten
- Sociale verstedelijking is mogelijk als voorzieningen en werk nabij zijn. De ruimtelijke vraagstukken rondom wonen en werken beter in hun samenhang bezien.
- Nabijheid van warmte energie kan een selectief ontwikkelingsbeleid definiëren voor de energietransitie.
- Stadsvoorzienende landbouw maakt de omgeving aantrekkelijk en de stad gezond.
Deze kansen kunnen vooral worden benut in gebieden die nu (nog) monofunctioneel zijn. Onlangs zijn ook enkele onderzoeken afgerond over die nog meer inzicht geven in de ruimtelijke vraagstukken. Voorbeelden zijn: ‘Toekomstonderzoek 50-50’. Daarin wordt 50 jaar terug gekeken naar veranderingen in het ruimtegebruik en 50 jaar vooruit gekeken naar wat gaat veranderen. Ook is het PARK-advies over de provinciale inzet post-corona afgerond. Onder andere deze onderzoeken vormen input voor het recent gestarte traject ‘integrale keuzes voor de leefomgeving’. Met dit traject bereidt de provincie zich ook voor op de taak die provincies krijgen in de recent verschenen brief ‘Nationale regie in de ruimtelijke ordening’. Provincies moeten de nationale opgaven en doelen ruimtelijk vertalen en deze combineren met opgaven in de eigen provincie (‘het leggen van de ruimtelijke puzzel’)
3. Van de transities zijn met name die rond water, voedsel en energie nauw met elkaar verbonden, de zogeheten nexus. Deze transities hebben ook een relatie met klimaatverandering en -mitigatie. Die verbinding zien we bijvoorbeeld bij de verzilting van het grond- en oppervlaktewater, de schommelingen tussen droogte en wateroverlast, de decarbonisatie en decentralisering van energiesystemen en de groeiende vraag naar voedsel. Daarom is het belangrijk de investeringen en de beleidsmaatregelen in deze drie transities goed op elkaar aan te laten sluiten. Daartoe moeten overheden en publiek-private samenwerkingen om te beginnen inzicht hebben in welke ruimteclaims concurreren of van elkaar afhankelijk zijn.
Een eerste blik daarop leert dat dit ook op grotere schaal gevolgen voor het omgevingsbeleid kan hebben. Veranderingen in waterbeschikbaarheid bijvoorbeeld hoeven we ons niet te laten overkomen. Dit kan leiden tot nieuwe zuiveringstechnieken, nieuwe waterbuffers in het stroomgebied van onze rivieren, tegengaan van verharding in stedelijk gebied tot aan nieuwe (natte) teelten in het landelijk gebied.
Ontwikkeling van de water- , energie- en voedselopgaven vergt innovatie en een integrale aanpak. Daar is kennisregie voor nodig, waarbij versnipperde kennisbrokken bij elkaar worden gebracht en systeemvragen aan de orde komen. Opbouw van een kennislandschap is van belang, waarbij voorgebouwd wordt op de bestaande kennis- en innovatie-infrastructuur. Daarnaast is een gebiedsgerichte aanpak van waarde: elk gebied heeft een eigen integraal gebiedsontwerp nodig dat samen met initiatiefnemers uit het gebied opgesteld wordt.
4. Het aan Zuid-Holland grenzende deel van de Noordzee wordt steeds meer beschouwd als alternatieve ruimtebieder voor bepaalde opgaven die traditioneel op land werden geplaatst. De traditionele gebruikers –vissers, reders, kustbeschermers, olie- en gasbedrijven en de strijdkrachten – moeten de ruimte nu delen met nieuwe gebruikers en natuurontwikkeling. Gedreven door maatschappelijke opgaven als klimaatbeleid, voedselzekerheid, natuurbescherming of recreatie ontstaan nieuwe (maritieme) sectoren, zoals de productie van windenergie en voedsel op zee. Het toekomstonderzoek hierover maakt het belang duidelijk van een beleidsproces dat interne en externe regie voert. Vanwege de grote bestuurlijke drukte op de Noordzee en aan de Noordzeekust is hier vraag naar en ruimte voor.
Nadere informatie over deze noties, beelden en perspectieven is te vinden in de betreffende onderzoeksrapporten .
Strategische kennis in ontwikkeling
In 2022 en begin 2023 worden toekomstonderzoeken afgerond die alle het thema brede welvaart raken. Brede welvaart omvat alles wat mensen van waarde vinden. Naast materiële welvaart gaat het ook om zaken als gezondheid, onderwijs, milieu en leefomgeving, sociale cohesie, persoonlijke ontplooiing en (on)veiligheid. Bovendien betreft het niet alleen de kwaliteit van leven in het ‘hier en nu’, maar ook de effecten van onze manier van leven op het welzijn van mensen ‘elders’ (buiten de regio) en ‘later’ (toekomstige generaties).
Het dagelijks leven speelt zich grotendeels op regionaal niveau af. Waar mensen wonen, en wat die regio te bieden heeft aan bijvoorbeeld werk, scholen, woningen maar ook de kwaliteit van de leefomgeving, is daarom van groot belang voor hun welvaart. Het schaalniveau van de regio is daarmee essentieel voor een beleid gericht op verbetering van de brede welvaart.
In de brieven van Gedeputeerde Staten over de programmering van de strategische kennisfunctie in 2021 respectievelijk 2022 zijn de onderwerpen van deze onderzoeken kort beschreven. Het gezamenlijke eindresultaat, met een overzicht van belangrijke dilemma’s, zal worden gebundeld vóór de Provinciale Statenverkiezingen en coalitie-onderhandelingen in 2023. Belangrijke noties zullen ook worden vermeld in de Kadernota 2023.