Beleidsdoel 3-1 Schone en duurzame elektriciteitsvoorziening
Hoofdlijnen van de beleidsuitvoering
Voor vrijwel alle maatregelen bij Ambitie 3 die opgenomen zijn in de begroting en het omgevingsprogramma geldt als belangrijkste basis het Klimaatakkoord. Het Klimaatakkoord kent harde afspraken voor de periode tot 2030 en een commitment voor de periode tot 2050. Provincies en andere overheden zijn samen verantwoordelijk voor het halen van de klimaatdoelstellingen.
Actueel is dat door de partijen die zitting hebben genomen in het kabinet in het coalitieakkoord afspraken gemaakt over aanscherping van de klimaatdoelen. Waar de doelstelling aanvankelijk was gesteld op een reductie van 49% in 2030, ten opzichte van het niveau in 1990, heeft dit kabinet zich vastgelegd op een reductie van 55% in 2030. De genoemde ambitie wordt door het kabinet bijgesteld in de Klimaatwet. Een en ander is een uitwerking van de in EU-verband voorgestelde doelstelling om in 2030 een reductie van 55% te realiseren.
Daarnaast zien we dat als gevolg van de oorlog in Oekraïne dat hogere overheden er nu extra op inzetten om het energiegebruik zo snel mogelijk terug te dringen en te verduurzamen. Het onderwerp heeft ook de aandacht van GS. Zo hebben we onze deelname bevestigd aan de brede verduurzamingscoalitie, om het energieverbruik komende winter te verlagen. Verder wordt bezien of het programma inclusieve energietransitie kan worden geïntensiveerd. Ook wordt extra ingezet op handhaving van de verplichte energiebesparingsnorm. Het pakket is nog in ontwikkeling, maar verwacht mag worden dat het ook op langere termijn zal leiden tot een extra inzet op besparen/verduurzamen om energiegebruik terug te dringen. Dit zal een extra impuls vragen om het aandeel duurzaam opgewekte energie te vergroten. Verwachting is dat ook de provincie aan deze opgaven (terugdringen energiegebruik en verduurzamen energievoorziening) een bijdrage zal willen leveren.
Toelichting op budgetfluctuaties in het beleidsdoel
Deze opgave is nog incidenteel gefinancierd. Zoals te zien in de grafiek is er tot 2023 gemiddeld zo’n € 15 mln per jaar beschikbaar. Na 2023 is gedurende vier jaar een derde van het budget, namelijk € 5 mln beschikbaar. Daarmee kan wordt de helft van de huidige arbeidscapaciteit gefinancierd en is er geen ruimte voor financiering van andere zaken als onderzoek, participatieprocessen, onze bijdrage aan de RESsen, stimuleren van energiebesparing en zon op dak en dergelijk. Na 2027 is nog slechts enkele tonnen, terwijl de opgave alleen maar toeneemt en complexer wordt. Zo wordt er meer van de provincies verwacht bij het plannen en prioriteren van de aanleg van en aansluiting op de energie-infrastructuur.
Er worden baten verwacht vanaf 2022 om (een deel van) de arbeidskosten van de provincie voor het Klimaatakkoord te dekken, als een specifieke uitkering. Besluitvorming hierover is door het Rijk in gang gezet. In het meest recente voorstel wordt voor Zuid-Holland een aandeel beschikbaar gesteld, naast regulier budget, om de personele uitvoeringslasten Klimaatakkoord te dekken. De verwachting is dat dit ongeveer de helft van het gat in arbeidscapaciteit dekt. Een en ander is anticiperend verwerkt in de Voorjaarsnota 2022, maar dit kan tot bijstelling leiden in de Najaarsnota 2022 of Begroting 2023. Het kabinet neemt tevens het ROB advies over, dat aangeeft om in 2024 (op basis van opgedane ervaringen) te beslissen over de bijdrage voor 2025-2030. De basisarbeidscapaciteit voor de opgave is na de vaststelling van de begroting 2022 tot en met 2027 gefinancierd met incidentele provinciale middelen. De te ontvangen middelen van het Rijk voor personele inzet zullen een noodzakelijke aanvulling hierop vormen.
Indien dekking voor de personele inzet in Ambitie 3 niet wordt opgevangen uit het concernbrede arbeidscapaciteit budget zal voor Ambitie 3 vanaf 2025 een dekking van ongeveer € 5 mln per jaar benodigd zijn en vanaf 2027 circa € 10 mln. Hoeveel hiervan uit de provinciale middelen zal moeten worden gedekt is afhankelijk van de rijksbijdrage voor de jaren 2025-2030, die bepaald worden in de loop van 2024 naar aanleiding van de evaluatie van de inzet van de middelen op basis van het ROB-advies over 2022 tot in 2024.
Prioritaire onderwerpen
Voor Beleidsdoel 3-1 is vanaf 2024 aan materieel budget circa € 1,5 à € 2 mln per jaar nodig voor de opgaven zon, wind, elektriciteitsinfra en -opslag, res-processen en lokale initiatieven/inclusieve energietransitie. Verdere uitwerking van het beleid en de incidentele en structurele dekking hiervan zal nader moeten uitgewerkt.
Afgesproken is dat na 2027 de dekking voor personele inzet is ingebed in de “reguliere bedrijfsvoering” en capaciteitsplanning. Van belang daarvoor is in ieder geval nadere helderheid over de middelen die vanuit het rijk komen. Deze verdere uitwerking zal een plaats moeten krijgen bij de uitwerking van het traject begroting in evenwicht.