Beleidsdoel 5-2 Toekomstbestendige landbouw
Hoofdlijnen van de beleidsuitvoering
Toekomstbestendige landbouw
De druk op de landbouw en de sociale impact van de transitie in het landelijk gebied is in het afgelopen jaar verder toegenomen. In deze maatschappelijke dynamiek zetten wij in op een toekomstbestendige duurzame landbouw waarin economie en ecologie goed met elkaar in balans zijn en waarbij de agrarische sector in Zuid-Holland bijdraagt aan gezond voedsel, schoon water, meer ruimte voor biodiversiteit, het weerbaar maken van bodems en een gezonde en klimaatbestendige leefomgeving. De gewenste realiteit van straks vraagt om verdienmodellen die dit nieuwe systeem structureel mogelijk maken. Daarnaast vraagt verandering incidentele investeringen en een gedeelde draagkracht voor financiële risico’s die verandering met zich meebrengt. Met onze aanpak werken we vanuit drie perspectieven: gebiedsgericht in prioritaire gebieden, ketens en netwerken en samenwerking rond thematische opgaven als stikstof, waterkwaliteit, bodem, klimaat en biodiversiteit.
Het Rijk heeft eind 2021 een start gemaakt met het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). Doel van het NPLG is dat de opgaven stikstof, CO 2 /klimaat, biodiversiteit en water integraal in gebiedsaanpakken samenkomen. HetRrijk heeft hiertoe een transitiefonds van € 25 mld ingesteld om deze beweging te ondersteunen en ziet de provincie als gebiedsautoriteit. Voor Zuid-Holland betekent dit dat we lopende programma’s integreren en verbinden per gebied en helder krijgen welke doelen we kunnen bereiken en welk rijksbudget we hiervoor nodig hebben. Het is nog niet duidelijk of er ook cofinanciering gevraagd wordt. Wel is aannemelijk dat provinciaal geld nodig is voor specifieke maatregelen als die niet voldoende passen binnen het kader van het Rijk.
De aanpak voor toekomstbestendige landbouw is een belangrijke bouwsteen in de integrale aanpak van het NPLG, veel oplossingen landen immers op het boerenerf, bij de beheerder van het landschap. Vanaf 2023 gaat het nieuwe GLB-NSP in als opvolger van de huidige Europese subsidies waar ook de POP3 onder valt.
Veenweide bodemdaling
Met een stelsel van programma’s, projecten en initiatieven dragen we bij aan klimaat en bodemdaling waaronder de Regio Deal bodemdaling Groene Hart, de Klimaattafel Landbouw en Landgebruik (KALL), IBP-VP Hollands-Utrechtse Veenweiden en het Nationaal Kennisprogramma Bodemdaling en Platform Slappe Bodem en individuele initiatieven van de overheden en van betrokkenen, zoals agrarisch ondernemers. In het KALL is afgesproken dat de provincies een proces faciliteren om een regionale veenweidestrategie te maken samen met regionale partners. Op 7 september 2021 hebben Gedeputeerde Staten de Startnotitie Veenweidestrategie Zuid-Holland vastgesteld en toegestuurd aan PS. Er zijn in de 3 prioritaire gebieden Nieuwkoopse plassen, Alblasserwaard en Krimpenerwaard gebiedsprocessen gestart. De gebiedsprocessen moeten voor het eigen gebied CO 2 verminderen op korte termijn (met behulp van Impulsgelden) en op middellange termijn tot 2030. De impulsgelden van € 22 mln van LNV zijn bedoeld voor initiatieven op korte termijn.
Voor het vervolg van de veenweideaanpak lopen er nog diverse ontwikkelingen, zowel inhoudelijk als financieel. Wel is duidelijk dat de aanpak zal aansluiten op het NPLG. Gebiedsgericht werken aan de gestelde vier doelen samen met de partners betekent dat er voortgebouwd kan worden op wat er in de veenweideaanpak is gestart. Er moet nog duidelijk worden hoe het transitiefonds van het Rijk van € 25 mld in Zuid-Holland aangewend kan worden voor de gecombineerde opgaven van stikstof, CO 2 , biodiversiteit en water. Daarbij hoort ook de vraag in welke mate er budget vanuit de PZH zelf nodig is voor de opgave en als cofinanciering. Er bestaat ook een klimaatfonds van € 35 mld dat voornamelijk voor andere klimaatdoelen is bedoeld dan bodemdaling.
Voor de veenweidestrategie is in ieder geval vanaf 2022 cofinanciering nodig voor het Veenweide Innovatie Programma (VIP-NL), het onderzoeksprogramma dat landelijk moet leiden tot inzicht en handelingsperspectief rond bodemdaling.
Toelichting op budgetfluctuaties in het beleidsdoel
- De middelen voor POP 3 stoppen in 2024, voor de uitfinanciering van reeds gedane subsidietoezeggingen is in 2022 € 9 mln en 2023 € 3,2 mln beschikbaar. De met deze subsidies samenhangende EU-bijdrage vervalt ook vanaf 2024.
- Vanuit het Rijk zijn impulsmiddelen voor het veenweidebeleid ontvangen. Deze lopen tot en met 2025 (€ 5,5, mln)
- Voor de IBP zijn rijksmiddelen ontvangen die lopen tot en met 2024 (€ 1,7 mln in 2022 aflopend naar € 0,7 mln in 2024).
- In deze collegeperiode zijn middelen vrij gemaakt voor de regiodeal bodemdaling, deze lopen tot en met 2024 (€ 1,8 mln in 2022 aflopend naar € 0,4 mln in 2024).
- Voor Groene Cirkels en Kavelruil zijn incidentele middelen beschikbaar tot en met 2027 (€ 1 mln).
- Bij begroting 2022 is vanaf 2023 tot en met 2027 incidenteel € 3 mln per jaar beschikbaar gesteld om invulling te geven aan veenweidebeleid en confinanciering van het NSP.
- Voor vitale landbouw is structureel € 0,6 mln en € 0,8 mln incidenteel tot en met 2027 beschikbaar. Daarnaast worden er structureel arbeidscapaciteit (€ 1,5 mln) doorbelast.
Prioritaire onderwerpen
Nationaal programma landelijk gebied (NPLG)
In het kader van het Nationale Programma Landelijk Gebied voortvloeiend uit het regeerakkoord moet op korte termijn en in relatief korte tijd veel werk verricht. Het NPLG gaat over vele inhoudelijke onderwerpen waaronder natuur, klimaat, water (Kaderrichtlijn Water), stikstof, landbouw.
Het Rijk en de provincies moeten nog nadere afspraken moeten maken over de beoogde rijksmiddelen vanuit het transitiefonds (NPLG) en middelen vanuit het stikstof- en het veenweidedossier. De verwachting is wel dat als de middelen vanuit het NPLG beschikbaar komen, zich nieuwe werkzaamheden en verzwaring van bestaande werkzaamheden gaan voordoen. Dit betekent dat voor deze fase ingeschat wordt dat er aanvullende arbeidscapaciteitsinzet nodig zal zijn. Het IPO heeft het rijk verzocht om vooruitlopend op het NPLG per provincie een initiële bijdrage te leveren. Het Rijk en IPO zijn in gesprek over de uitwerking daarvan.
Opvolging POP3: NSP
Al enige tijd wordt gewerkt aan de opvolger van het Europese subsidie instrument POP3- namelijk het NSP. Inmiddels wordt de regeling concreet en komt er ook zicht op de middelen die beschikbaar komen uit Europa. Willen we de middelen die uit Europa beschikbaar komen inzetten voor onze doelen dan vereist dit cofinanciering. Gezien de uitdagingen die er zijn binnen landbouw en het landelijk gebied is deze regeling een goede manier om een multiplier te realiseren op de middelen die wij inzetten en zo de verduurzaming van de landbouw te stimuleren.
Deze cofinanciering moet vanaf 2023 voor 5 jaar beschikbaar komen. In 2023 is voor NSP € 2 mln nodig (uitvoering, opstart regelingen en LEADER) wat in de jaren erna snel oploopt naar € 6 à € 9 mln (indicatief als we maximaal gebruik willen maken van Europese verdubbelaar).
Veenweide
In de veenweidegebieden liggen er grote opgaven. Aan het samenbrengen van de aanpak vanuit NPLG met de aanpak veenweide wordt nog gebouwd. Eind 2022 is naar verwachting meer duidelijk wat dit betekent voor benodigde budgetten en capaciteit. Wat wel bekend is: vanaf 2022 doet zich de kans voor om de eerste subsidie uit de impulsgelden voor WIS (water infiltratie systeem) te versterken met maatregelen voor waterkwaliteit en biodiversiteit. De regio is gezegd cofinanciering te regelen op de WIS-subsidie, die de provincie kan verdubbelen voor extra maatregelen om de biodiversiteit te versterken. Hiervoor wordt een claim gelegd op de eerder vrijgevallen middelen van € 1,2 mln waarbij uitfinanciering plaatsvindt in de jaren 2022, 2023 en 2024.
In 2022 en opvolgende jaren is voor veenweidestrategie in ieder geval een Zuid-Hollandse bijdrage nodig aan VIP-NL, het nationale onderzoeksprogramma. Totaal gaat het om circa € 1,7 mln.